Kaolack
Tegenover me aan de ontbijttafel zit een officier van de Amerikaanse Nationale Garde, afdeling Vermont. Hij heeft een typisch militair borstelkapsel – het haar aan de zijkanten van het hoofd gemillimeterd en dat wat bovenop groeit rechtovereind – en draagt een camouflagepak en stevige kisten. Toen hij bij mij aanschoof heeft hij zich voorgesteld met zijn volledige naam, rang, functie en land, staat en stad van herkomst. Ik was zo verrast door deze formele begroeting, compleet met tegen elkaar klakkende hakken, dat ik alleen de naam van de staat onthouden heb.
De officier is hier op een missie. In precies twee dagen onderwijst hij de soldaten van Kaolack over ‘kernwaarden’. Dat is hard nodig volgens de officier, want “hier gaan mensen vaak alleen maar het leger in om geld te verdienen.” Geen soldaten in hart en nieren dus.
Het schijnt dat de Amerikaanse Nationale Garde er sinds het eind van de Koude Oorlog wel vaker op uittrekt om andermans soldaten op te leiden. De officier zelf zat, voordat hij naar Senegal kwam, al in Macedonië en Afghanistan.
Voorzichtig merk ik op dat het toch wel lastig zal zijn om er bij de soldaten binnen een tijdsbestek van 48 uur de Amerikaanse kernwaarden in te stampen. En mag je er bovendien niet van uitgaan dat deze mensen hun eigen kernwaarden hebben?
De officier proeft mijn kritische toon en geeft meteen ruiterlijk toe: “Ik zeg niet dat het Amerikaanse leger alles goed doet. Zeker niet. Amerika is net als elk ander land: we doen goede dingen en we doen dingen die minder goed zijn. Maar als de Senegalese overheid graag wil dat wij enkele trainingen komen geven, dan doen wij dat graag.”
Nee, van cultureel imperialisme is geen sprake. In de woorden van de officier: “In Afghanistan zei ik het altijd al tegen mijn jongens: we zijn hier niet om de cultuur te veranderen. Nee, met de cultuur bemoeien we ons niet. We zijn hier om ideeën te veranderen!”
Tja.