Toebab

M’bour – Rufisque, 64 km

“Geef me een cadeau!” Het is geen vraag, maar een bevel. Een bevel dat ik vaak krijg in Senegal. Al voordat ik de stempel van de Senegalese douanestempel in mijn paspoort had, had ik twee kinderen achter me aan met een duidelijke eis: “Geef me balpen of honderd franc!”

Het is soms wat vermoeiend om als een zak geld gezien te worden. Kinderen zijn kennelijk zo gewend om cadeaus te krijgen van voorbijkomende toebabs, blanken, dat ze ervan uitgaan dat ik hier ben om balpennen uit te delen. Werd ik in Mali meestal begroet met een koor van kinderstemmen dat “Toebab! Toebab!” riep, hoor ik hier even vaak “Cadeau! Cadeau!” als ik langs kom fietsen. Misschien is het dat de Senegalese kinderen gewoon beter Frans spreken.

Maar het zijn niet alleen kinderen die om cadeaus vragen. Een keer ontworstel ik me met moeite aan een groepje vrouwen dat letterlijk aan mij en mijn fiets blijft hangen in een poging wat geld los te krijgen. De vrouwen lachen en hebben er duidelijk lol in, maar het lijkt alsof ze niet door hebben dat ik toch ook echt een mens ben dat het misschien niet zo prettig vindt om belaagd te worden. Ze gedragen zich alsof ik een snoepautomaat ben waar soms iets lekker uit komt rollen als je er maar een flinke tik tegenaan geeft. De vrouwen gillen, trekken aan mijn stuur en slaan me op mijn rug. Het overkomt me maar één keer, maar sindsdien stop ik niet meer voor groepjes jolige vrouwen.

Oude mannen hebben er ook een handje van. Met een uitgestreken gezicht zeggen sommigen, zonder zelfs eerst maar te groeten: “Geef me die sinaasappel! Geef me een cadeau!” De eerste keer dat het me overkomt, word ik er chagrijnig van. Verwachten die mensen serieus dat ik continu mijn bezittingen uitdeel aan de mensheid? Maar later begin ik te vermoeden dat het misschien allemaal niet zo serieus bedoeld is. Als je iets geeft is het natuurlijk mooi meegenomen, maar doe je dat niet dan zijn ze nog best bereid er een grap van te maken:

“Geef me een cadeau!”
“Waarom?”
“Omdat ik een oude man ben.”
“Dus ik moet u geld geven omdat u oud bent?”
“En omdat ik maar weinig geld heb.”
“Maar u heeft toch een gouden tand? Zo arm kunt u toch niet zijn.”

[pauze]

“Wil je dan met me trouwen?”
“Daarvoor bent u wat aan de oude kant, denkt u niet?”
“Nou dat valt wel mee… Ik heb al twee vrouwen. Je kunt het hen vragen: ik ben een goede echtgenoot.”

[pauze]

“Je bent jaloers, he?”
“Op wie?”
“Op mijn vrouwen.”
“Waarom? Omdat ze met u getrouwd zijn?”
“Precies.”
“Hmm, nou nee, eigenlijk niet.”

Daarna fiets ik dan maar weer verder.