Hoe verder je van Paramaribo je komt, hoe minder mensen je ziet. Het schijnt dat er in heel Suriname maar zo´n zeshonderdduizend mensen leven. Daarvan woont het merendeel in de Paramaribo. Je kan gerust veertig kilometer fietsen zonder een huis tegen te komen.
De dorpen die je tegenkomt hebben vaak een duidelijke etnische meerderheid. In sommige dorpen wonen vooral creolen, in andere Hindoestanen en dan heb je nog de plaatsen waar de Javanen gevestigd zijn. In de buurt van het dorp Groningen schijnen nog een handjevol afstammelingen van Groningse en Gelderse boeren te wonen die halverwege de negentiende eeuw naar Suriname zijn verscheept.
Ook het landschap verandert: eerst bos, kokospalmen en bananenbomen, daarna moeras, suikerriet en papyrus en weer even verderop uitgestrekte rijstvelden. Op de weg liggen doodgereden slangen, leguanen en roofvogels. Levende dieren zie ik ook, maar ik kan er maar weinig bij naam noemen. ‘Wist ik maar wat meer van vogels’, denk ik al fietsend. Maar dat denk ik al jaren als ik op reis ben en nog nooit heb ik een vogelgids aangeschaft. Lees verder