11-Sep | Drive to Bayankhongor |
12-Sep | Bayankhongor to Bayan Tooroi |
13-Sep | Arrival at the camel breeding center |
14-Sep | Camel track |
15-Sep | Camel track |
16-Sep | Camel track |
17-Sep | Camel track |
18-Sep | Camel track |
19-Sep | Bayan Tooroi to Bayankhongor |
20-Sep | Bayankhongor to Ulaanbaatar |
Categoriearchief: Reisverhalen
Rookverbod
Mijn hotelkamer ruikt naar oude rook. Naast het ‘verboden te roken’ bordje staat, netjes op een servetje, een schone asbak klaar voor gebruik.
Gevecht
Vanmiddag zag ik hoe een man een vrouw aan haar haren een auto in probeerde te sleuren. Het gebeurde op een modderig weggetje tussen de karaokebars en de appartementsgebouwen vlak bij mijn hotel, midden in de stad. Het was er rustig, weg van het drukke verkeer van de grote boulevards. Een oude man met maar één zichtbare tand hing uit zijn raam en keek geamuseerd toe. Lees verder
A Camel Quest
In September, four German camel experts, one Mongolian nomad, a bunch of camels and I, a Dutch radio journalist, will embark on a journey through the Gobi desert. The camel experts – all women – are on a quest: they are hoping to save the critically endangered wild camel, of which there are only about 1200 individuals left, from extinction. The women will study the threats that the wild camels are facing and hope to meet some of the local nomads who could play a crucial role in the survival of the species.
And I? I will tag along and make a radio documentary about their adventures.
I must admit that I had never been particularly interested in camels before. I didn’t even know that wild camels existed. It had just never come to mind, let alone that I knew that they are an endangered species. But this all changed when I met Birgit Dörges, a behavioral scientist who talks with so much love about the camels that she has studied as other people would talk about their children. Lees verder
Sika’s en ratten
Zondag, Pikin Saron – Republiek
Mevrouw Gerda wilde gisterenavond mijn voeten controleren op sika’s, dat zijn de zandvlooien waar ik al eerder voor gewaarschuwd was. De vrouwtjes houden zich schuil in het savannezand en boren zich graag een weg in de huid van je voetzolen om daar hun eitjes te leggen. De eitjes groeien daar dan rustig uit tot larfjes. Het schijnt enorm te jeuken. Als de zweer groot genoeg is, kan je met een naald proberen om de eitjes er uit te lepelen.
Liever voorkomen dan genezen dus.
Na mijn confrontatie met de dronken basha moest ik gisterenavond op zoek naar een wat meer aangename slaapplaats. Ik had niet veel tijd voordat het donker werd en ben te raadde gegaan bij een groepje mannen dat voor de supermarkt hing. Drie van hen waren zelf nogal onder invloed, maar één man keek helder uit zijn ogen. Meneer Pijper, zo stelde hij zich voor.
Meneer Pijper verwees me eerst naar de basha, maar knikte begrijpend toen ik zei dat de basha iets te veel bier op had om gasten te ontvangen. ‘Ik zou zeggen dat u naar de kapitein moest gaan, maar helaas is de kapitein momenteel in de stad’, zei hij plechtig. Hij zweeg even en vulde toen aan: ‘maar de moeder van de kapitein kan u misschien wel helpen.’
Hier ben je veilig
Zaterdag, Witagron – Pikin Saron
Er zijn nogal wat mensen die me gewaarschuwd hebben voor de mannen die ik onderweg zou kunnen tegenkomen. Tot nu toe was ik vrijwel de enige op de weg van Apoera naar Zanderij, maar vandaag kwamen alle categorieën twijfelachtige figuren voorbij: de houtkappers, de jagers, de vrachtwagenchauffeurs en de Braziliaanse goudzoekers.
***
De eerste die ik spreek is Ernesto, een inheemse man uit Alfonsdorp. Vandaag heeft hij vrij, maar normaal gesproken werkt hij in de houtkap. Even verderop is de houtconcessie. Samen met een maat haalt hij de bomen neer, vooral purperhart en groenhart. ‘Het is niet zonder risico’, vertelt Ernesto, ‘je moet vooral oppassen dat je niet met je voet op een liaan staat. Als de boom dan neergaat, word je zo de lucht in geslingerd.’ Het is een risico dat hij bereid is te nemen. Hij verdient er aardig me.
Ik vraag hem hoe ver het nog is naar de Kabokreek.
Hij denkt even na en zegt: ‘Zo’n twee uurtjes fietsen?’
Maar weinig mensen rekenen hier in kilometers. Dus ik vraag: ‘Heb je zelf een fiets?’
Hij schudt zijn hoofd. Ik denk dat ik beter bij iemand anders informeer.
Kikkervisjes
Vrijdag, Witagron
Toen ik vanochtend water pakte voor de thee, haperde het kraantje een beetje – alsof er iets vast zat in de leiding van de regenton naar beneden. Pas toen het water kookte zag ik dat er twee kikkervisjes boven kwamen drijven. Bij nadere inspectie zag ik dat er ook in mijn bidons een paar kikkervisjes rondzwommen.
Ik ben nog steeds in Witagron. Ik had vandaag eigenlijk willen verder fietsen, maar ik vroeg me af of ik fysiek wel voldoende ben hersteld om op pad te gaan. Tegelijkertijd zag ik er tegen op om nog veel langer te blijven, want ik heb zoveel zin in fruit en dat is hier in de jungle nauwelijks te krijgen. Maar omdat mijn fysieke conditie toch belangrijker is dan mijn behoefte aan fruit, heb ik besloten nog maar een dagje te blijven.
***
De brug over de rivier, vlakbij mijn hangmatafdak, is de enige plek in een straal van honderdtwintig kilometer waar ontvangst is voor je mobiele telefoon. Als je geluk hebt tenminste. Er zijn drie plekken waar je kan bellen: op de noordoostelijke punt van de brug is er op ongeveer twee vierkante meter bereik. Midden op de brug is nog zo’n plek en helemaal aan de overkant nog een.
Moe
Donderdag, Witagron
Vandaag ben ik moe. Ik voel me lusteloos en bovendien zijn mijn darmen wat van slag, waarschijnlijk door de combinatie van inspanning, onregelmatig eten en hitte. Eigenlijk wilde ik de hele dag alleen maar slapen en lezen. Verder had ik ook de aandrang om schoon te maken – ook zo apart, alsof ik me fysiek beter zou voelen als mijn omgeving wat opgeruimder zou zijn. Dus ik heb de vloer onder het afdak schoongeveegd en het zeiltje op de tuintafel afgedaan met een sopje. Daarna heb ik mijn was gedaan en in de zon te drogen gehangen. Dat was nog maar goed ook, want ’s middags begon het te stortregenen en zou ik hem nooit meer droog gekregen hebben.
’s Middags kwam Genovesa langs met soep, een grauwgrijs kokosmengsel met kippenpoten en grillige bakbanaandumplings. Enorm lief, al lukte het me niet om al die brokken bakbanaan weg te krijgen. En of mijn maag er goed op reageert, dat betwijfel ik een beetje. Maar met alle eten dat ik hier krijg, ben ik blij, want ik wil niet al mijn spaghetti opmaken. Het duurt nog een paar dagen voordat ik weer handig meeneemvoedsel kan inslaan.
Honger
Woensdag, Grote Falawatra – Witagron
Vanochtend was Sihkjan, een van de arbeiders, als enige vroeger wakker dan ik. Toen ik opstond, zo rond half zes, was hij al in de keuken aan het rommelen. Ik had mijn hangmat nog niet ingepakt of hij kwam al met koffie aanzetten. Koffie met flink veel melk en suiker. Ik heb bedacht dat hoe meer suiker ik binnenkrijg, hoe beter, dus ik heb het met smaak opgedronken. Even later stopte Sikhjan me ook nog een stapel witte boterhammen met margarine en pindakaas toe. ‘Of wil je meer?’, vroeg hij.
Ik ben hier nog bij niemand zo gastvrij ontvangen als bij de wegwerkers.
Even voor mijn vertrek kwam ook Danny zijn hangmat uit. Of ik echt niet nog een paar dagen wilde blijven, vroeg hij. ‘Je hebt hier alles: natuur, eten, de kreek om te baden, muziek…’
Toen hij merkte dat ik vastbesloten was om te gaan, drukte Danny me nog op het hart dat ik in Witagron zeker naar meneer Baitalia moet vragen. ‘Hij is daar dé man van het dorp. Hij kent iedereen die hier over de weg komt. Zeg maar dat wij je gestuurd hebben. Meneer Baitalia is een goede vriend van meneer Rijsdijk, onze baas. Als je de naam van meneer Rijsdijk noemt, dan krijg je vast te eten, een plek om te overnachten… alles wat je nodig hebt.’
Koekjes
Dinsdag, Blanche Marie – Grote Falawatra
Ik heb zelden met zoveel overgave een rol koekjes verorberd als vandaag. Eergisteren in Apoera heb ik bij de Chinese supermarkt een rol koekjes gekocht – van die dubbele biscuitjes met suikercrème ertussen. Als traktatie, dacht ik, voor als ik een er een flink aantal kilometers heb opzitten.
Maar vandaag bleken de koekjes eerder noodzaak dan een traktatie. Eenmaal begonnen, bleef ik gewoon dooreten, alsof stoppen geen optie was. En dat terwijl die koekjes objectief gezien toch niet bijzonder lekker zijn. Alleen met de grootste zelfdiscipline heb ik nog een paar koekjes overgehouden. Die heb ik twee uur later opgegeten.
Niet vaak heb ik zo’n grote behoefte aan suiker gehad. Ik heb dan misschien wel genoeg eten ingeslagen – spaghetti, sardientjes, volkorencrackers, pindakaas – maar misschien had ik toch meer snelle suikers mee moeten nemen. Of misschien moet ik de komende dagen gewoon nog vroeger opstaan om nog uitgebreider te ontbijten. Vanaf het moment dat het licht wordt, zo rond kwart voor zeven, wil ik op de fiets zitten. Tot half twaalf wil ik verder zo weinig mogelijk tijd verspillen met eten en uitgebreid pauzeren omdat dit de uren zijn dat ik het meeste kilometers kan maken.
Fietsend de jungle in
Maandag, Apoera – Blanche Marie
Na alle waarschuwingen en risico´s is me de jungle vandaag toch goed meegevallen. Alleen het laatste stuk was enorm zwaar – zo zwaar dat ik op stukken om de vijftig meter moest stoppen om op adem te komen en een slok water te nemen.
Waar de weg naar Kamp 52 nog breed, droog en vlak is, is de weg naar Blanche Marie smal, nat en heuvelachtig. Knalgroene kikkers schieten weg uit de plassen als je je vastrijdt in de modder. Lianen hangen over de weg en soms huppelt er een beest langs dat lijkt op een konijn, maar dan zonder de oren en met een indrukwekkend donzig achterwerk. Alles is groen en bruin. Alleen paarse libelles en van die bloemen die lijken op rode kreeftenscharen zorgen voor wat extra kleur. De weg is soms zo steil dat ik mijn fiets honderd meter moet duwen en dan nog is het oppassen om niet naar beneden te glibberen. En de geulen zijn zo diep dat ik ook tijdens de afdalingen vaak afstap. Normaal gaan hier alleen fourwheeldrives overheen.
Tante Annie en buurman Stanley hebben me uitgezwaaid, vanochtend vroeg. De zon was nog niet op of ze stonden al klaar op de veranda.
Het regenwoud was in nevel gehuld en allerlei soorten vogels en krekels maakten samen een enorm kabaal. Het verbaasde me nogal toen er plots een strook groene glasscherven over de hele breedte van de weg gestrooid waren. Waar is dat goed voor? Bij nadere inspectie bleek de strook een soort snelweg van mieren die allemaal een groot stuk blad met zich meesjouwden. Ik heb een hele poos staan kijken naar dit kunstige staaltje samenwerking, maar vervolgens ben ik toch dwars over hun snelweg heen gefietst. Ik weet niet hoeveel mieren het niet overleefd hebben.
Bang?
Zondag, Apoera
‘Ben je niet bang? , vroeg tante Annie me vanochtend terwijl ze een sigaretje rookte op de veranda. Het is een lastige vraag, die ik elke keer anders beantwoord. Ik probeer alleen bang te zijn op momenten dat het nodig is. Maar dat is soms makkelijker gezegd dan gedaan, vooral als je van plan bent om door de jungle te fietsen. De meeste mensen hier vinden het een doodeng idee. Maar betekent dat dat ik het ook doodeng moet vinden? Een politieman zei dat hij het zelf niet zou durven, maar toen ik wat doorvroeg, bleek dat het hem vooral zo vervelend leek om zonder zijn vrienden te zijn. Het is altijd even aftasten of andermans angsten ook voor mij relevant zijn.
De afgelopen weken heb ik geprobeerd de risico’s te inventariseren. Want gevaren zijn het engst als het onduidelijk is wat het gevaar precies inhoudt. Voor het gemak heb ik ze maar even opgedeeld in een paar categorieën: route, communicatie, dieren, mensen, eten en drinken.
Route
Bestaat de weg van Apoera naar Zanderij? En zo ja, is hij begaanbaar? – Met die vraag zat ik al voor ik mijn ticket naar Suriname boekte. Ik fiets liever in een rondje dan van A naar B en dan weer terug naar A. En bovendien wilde ik best graag het binnenland in. De weg staat op mijn kaart, maar uit ervaring weet ik dat dat niet alles zegt.
De weg bestaat, daar ben ik inmiddels wel uit. Al loopt hij wel anders dan staat aangegeven op mijn kaart. Met behulp van de satellite view van google maps heb ik in Nederland al de correcte route op mijn GPS ingevoerd – dan kan ik er in ieder geval voor zorgen dat ik het tijdig opmerk als ik een verkeerde afslag neem, want richtingbordjes hebben ze vast niet, daar in de jungle. Maar hier in Suriname hoor ik dat het onwaarschijnlijk is dat ik de weg kwijtraak; er zijn nauwelijks afslagen.
Ik ben trouwens zeker niet de eerste die de weg zou fietsen, lees ik. Maar de meeste fietsers gaan in een groep, compleet met gids en volgauto. In Paramaribo ontmoette ik Dustin, de man die de volgauto bestuurd. De weg is moeilijk begaanbaar, zegt hij. Als het geregend heeft zak je diep weg in de modder. Soms zitten er flinke kuilen in de weg en soms moet je je fiets naar boven duwen. Hij zou het me niet aanraden om alleen te gaan.
Opa Jozef, een huurder van tante Annie, heeft de route drie jaar geleden zelf gefietst. Hij zegt een ex-marinier te zijn en gaat een avontuur niet uit de weg. Hij zegt: maak je geen zorgen. Het is goed te doen. Lees verder
Piranha’s
´Wij zwemmen meestal niet zover de rivier op´, roept Jozef net nadat ik mijn eerste duik in Corantijn rivier genomen heb, ´want daar zitten de piranha´s.´
Volgens Jozef zwemmen piranha´s vooral in het diepere water, omdat daar het meeste aas te vinden is. ‘Ze staan bekend als roofvissen, maar het zijn eigenlijk aaseters.’ Daarom moet je in het water ook het liefst zoveel mogelijk in beweging blijven. Je wilt niet dat de vissen je voeten voor aas aanzien. Alleen als er voedselschaarste is willen ze nog wel actief aanvallen.´Er wordt hier regelmatig een teen afgehapt.´
Ik zwem snel maar weer naar het ondiepe water
De vrachtboot naar Apoera
Nieuw Nickerie mag dan de grootste stad van Suriname zijn, het centrum doet vrij slaperig aan. ’s Middags gaan alle winkels een paar uur dicht. Behalve de Chinese supermarkten dan, daar werken ze in ploegendiensten. De hitte is verzengend en op het uitgestrekte centrale plein is bijna niemand te zien. In de schaduw van twee betonnen giraffen zitten enkele politiemensen. In de schaduw van een boom zit een groep inheemsen met stapels dozen, plastic tassen, en pakken wc papier. Het zijn bosbewoners die wachten op het busje dat hen naar de vrachtboot naar Apoera zal brengen. Ik wil ook mee met die boot, dus ik voeg me bij het stil wachtende gezelschap en ga zitten op een stoeprandje waar nog net een beetje schaduw is.
Eenmaal in de bus neemt oom Carlos, de eigenaar van de boot, het woord: ‘Iedereen mag een grote tas mee nemen en een zak rijst en nog een kleine tas. Neem je meer mee, dan moet je meer betalen. Iedereen is hier gelijk en wordt hier gelijk behandelt.’ Sommige passagiers joelen instemmend. Carlos gaat door: ‘En pas op dat je bij het uitstappen in Apoera de juiste tas mee naar huis neemt. Vaak komen mensen thuis met een tas vol kleren van een ander. Een enorm gedoe. Opletten dus.’ Carlos kent zijn klanten.
Lees verder
Witte puntjes
In voormalige Franse koloniën vind je lekkere baguettes bij de bakker. In voormalige Britse koloniën krijg je geroosterd casinobrood.
Dus ik had het kunnen voorspellen. Hier in Suriname koop je smakeloze witte puntjes voor het ontbijt.
Jammer.
Sky Farmers
Ik was al door Groningen gefietst. Zo´n honderdvijftig kilometer verderop ligt Wageningen. Als ik het dorp nader, is het eerste teken van leven dat ik zie een klein dubbelgevleugeld propellorvliegtuigje dat rakelings over de weg heen scheert. De piloot besproeit een rijstveld, ik neem aan met bestrijdingsmiddelen. De bewegingen van het vliegtuigje zijn sierlijk, heen en weer over het veld. Vlak voordat hij de weg overvliegt, houdt de piloot op met sproeien. Ik was al bang een portie gif over me heen te krijgen.
De Surinam Sky Farmers. Nu nog een landbouwuniversiteit.
Onderweg naar Nickerie
Hoe verder je van Paramaribo je komt, hoe minder mensen je ziet. Het schijnt dat er in heel Suriname maar zo´n zeshonderdduizend mensen leven. Daarvan woont het merendeel in de Paramaribo. Je kan gerust veertig kilometer fietsen zonder een huis tegen te komen.
De dorpen die je tegenkomt hebben vaak een duidelijke etnische meerderheid. In sommige dorpen wonen vooral creolen, in andere Hindoestanen en dan heb je nog de plaatsen waar de Javanen gevestigd zijn. In de buurt van het dorp Groningen schijnen nog een handjevol afstammelingen van Groningse en Gelderse boeren te wonen die halverwege de negentiende eeuw naar Suriname zijn verscheept.
Ook het landschap verandert: eerst bos, kokospalmen en bananenbomen, daarna moeras, suikerriet en papyrus en weer even verderop uitgestrekte rijstvelden. Op de weg liggen doodgereden slangen, leguanen en roofvogels. Levende dieren zie ik ook, maar ik kan er maar weinig bij naam noemen. ‘Wist ik maar wat meer van vogels’, denk ik al fietsend. Maar dat denk ik al jaren als ik op reis ben en nog nooit heb ik een vogelgids aangeschaft. Lees verder
Eigen afdak
Sinds ik de honden de botjes van de kip heb gevoerd, zijn ze mijn vrienden. Toen ik eerst aan kwam fietsen, zetten ze het met z´n vijven op een luid blaffen, maar nu liggen ze even verderop in de avondzon te slapen. Alleen het teefje met de tepels die tot op de grond hangen zit rechtop en kijkt me met een schuin hoofd smekend aan voor meer.
Het is even wennen om voor het eerst in mijn hangmat buiten te slapen, maar gelukkig is dit voor de bewoners van het slaperige dorpje Boskamp normaler dan voor mijzelf. Ze hebben regelmatig te maken met gestrande reizigers. Hangmatten mogen worden opgehangen onder een afdak dat tevens dienst doet als wachtruimte voor bootpassagiers. Lees verder
Kroonkurken en vakantiestress
Ik ben er inmiddels zo aan gewend om op reis met handen en voeten te communiceren, dat het even wennen is om mensen in het Nederlands aan te spreken. Ik vind het vooral leuk dat het zoveel makkelijker is om over koetjes en kalfjes kan praten.
Zo raak ik aan de praat met een man die op zondagochtend de auto´s van kerkgangers in de gaten houdt en om inbrekers op een afstand te houden. Mario -‘ze noemen me Rasta’ -vertelt dat zijn moeder in Nederland woonde, in de Bijlmer. ´Dat is Rotterdam, toch?’ – Mario is er zelf nog nooit geweest, in Nederland.
Nu is zijn moeder dood. Een paar maanden geleden stierf ze. Acht dagen later was haar lichaam terug in Suriname.
‘Het was haar tijd om te gaan’, zegt Mario. ‘Ze was achtentachtig. Haar botten konden haar ziel niet meer dragen.’ Lees verder