Ik stap door het kleine deurtje in de metalen poort van een guesthouse in Nazigo. Mijn fiets heb ik buiten laten staan en ik draag alleen een tas met paspoort, portemonnee, fietssleutel, camera, dagboek en andere handbagage. Op de binnenplaats van de guesthouse kijken de jongens bij de pooltafel en de mannen aan de tafeltjes bij de bar me aan. Afwachtend. Zonder iets te zeggen. Een mzungu, wat moet die hier? Lees verder
Categoriearchief: Reisverhalen
Spik en span
Het moeras als wasstraat
De weg van Bombo naar Kayunga: zestig kilometer lang berg op berg af langs de bananenbomen, palmen en gekke moerasplanten.
De dakloze soldaat
In het stadje Bombo is het hoofdkantoor van de Ugandese landmacht gevestigd, en dat is te merken: rijen barakken bepalen het straatbeeld en zowat iedereen die ik ontmoet is soldaat. Ook in de bar van mijn guesthouse barst het van de soldaten. Robert, stafsergeant van de logistieke dienst, probeert mijn pooltechnieken bij te slijpen en soldaat Odim begeleidt me ’s avonds door de dondere straten van het stadje om wat eten te gaan halen.
Voordat Odim en ik vertrekken, meldt hij dit even netjes bij de hotelbaas. Hij belooft dat hij goed zal passen op de mzungu, de blanke. Lees verder
Zondagochtend in Kampala
Zondagochtend vroeg vertrek ik uit Kampala. De zon is nog niet lang op en de bewoners van de stad liggen nog op bed. Of ze zitten in de kerk. Ze zijn in ieder geval nog nauwelijks op straat te vinden. Kruispunten die normaal compleet vaststaan met taxibusjes, auto´s een brommertaxi´s zijn nu met gemak over te steken. Een prima moment dus om op de fiets te stappen. Lees verder
‘Katjelam’
Een belangrijk deel van mijn eerste dagen in Kampala breng ik door op het dakterras van het ICU Guesthouse, een pension een paar kilometer buiten het centrum van Kampala. De zon schijnt fel, maar met een beetje wind is het in de schaduw van een afdakje goed uit te houden. Soms onweert het even en klettert de regen naar op de golfplaten. In de palmen zitten vogels die klinken als apen. Op een avond trilt het guesthouse op zijn fundamenten: een kleine aardbeving treft Kampala. Moe van de reis hang ik op de kussens en lees ik wat. Langzaam begin ik te acclimatiseren. Lees verder
Fiets in doos
Al vijf keer heb ik vanuit Nederland mijn fiets mee op het vliegtuig genomen. Het inpakken van de fiets is inmiddels een waar familieritueel. Mijn vader tikt een oude fietsdoos op de kop bij een fietsenmaker in de buurt, ik schroef mijn fiets uit elkaar en mijn moeder helpt mee met het betere knip- en plakwerk. We maken de doos precies op maat en met tie-wraps en duct tape zorgen we ervoor dat er niets kan gaan schuiven en schuren. Lees verder
Toebab
M’bour – Rufisque, 64 km
“Geef me een cadeau!” Het is geen vraag, maar een bevel. Een bevel dat ik vaak krijg in Senegal. Al voordat ik de stempel van de Senegalese douanestempel in mijn paspoort had, had ik twee kinderen achter me aan met een duidelijke eis: “Geef me balpen of honderd franc!”
Black shark
M’bour – Rufisque, 64 km
Een man probeert mij schelpen en kettingen te verkopen op het strand van M’Bour. Hij heeft drie argumenten om me tot aankoop te verleiden: 1) toeristen houden van schelpen en kettingen, dus ik ook. 2) Zijn kettingen zijn niet duur. 3) Zijn gezin is arm en dit is hun enige manier aan om de kost te komen.
Tweede moeder
Kaolack – M’Bour, 115 km
Mama, zo heet tweede dame van rechts. Aan de kant van de weg in Tatadem verkoopt zij sinaasappels, sla en de gedroogde vruchten van de Baobab. Ze nodigt me eerst uit voor een portie vis en rijst en laat me vervolgens een dutje doen op de aan elkaar genaaide rijstzakken, die ze als kleedje gebruikt. “Hier ben ik je moeder”, stelt ze.
Ze is dan ook wat teleurgesteld als haar oudste zoon van tweeëntwintig aangeeft dat hij eigenlijk liever niet met mij maar met een ander trouwt.
Ballet
Kaolack – M’Bour, 115 km
Ik was al door verschillende mensen gewaarschuwd: de weg tussen Kaolack en Fattick zit vol kuilen.
Nu maakt dat voor een fietser op zich niet zoveel uit, maar de vrachtwagens zwalken van de ene kant van de weg naar de andere in een poging de kuilen te ontwijken. De meeste chauffeurs kennen de weg goed en zigzaggen met een slakkengang doelgericht tussen de gaten door. Het gaat zo beheerst dat het bijna iets kunstzinnigs heeft: een ballet voor tweeënzeventig vrachtwagens, achtenvijftig four-wheel drives en een enkele paardenkar.
Uien
Kaolack – M’Bour, 115 km
“De ui is de nationale groente van Senegal.” Dat had ik voor vertrek ergens gelezen. En inderdaad: in Senegal krijg ik héél veel uien voorgeschoteld. Erg lekker trouwens, gestoofd met een pepertje of gesnipperd door de rijst.
Maar wie is er toch op het idee gekomen dat het handiger is om al die uien vanuit Krabbedijke en Wiskerke te importeren dan ze zelf te kweken?
Smetje
Kaolack
In een sjiek hotel in Kaolack ontmoet ik een ander slag mensen dan ik op een gemiddelde dag tegenkom. Dames en heren met four-wheel drives en glanzende gewaden die nonchalant hun iPhones bewerken, ontwikkelingswerkers die tot ver in de avond over hun laptops gebogen zitten en zakenlui die voetbalkijkend netwerken aan de hotelbar. Lees verder
Kernwaarden
Kaolack
Tegenover me aan de ontbijttafel zit een officier van de Amerikaanse Nationale Garde, afdeling Vermont. Hij heeft een typisch militair borstelkapsel – het haar aan de zijkanten van het hoofd gemillimeterd en dat wat bovenop groeit rechtovereind – en draagt een camouflagepak en stevige kisten. Toen hij bij mij aanschoof heeft hij zich voorgesteld met zijn volledige naam, rang, functie en land, staat en stad van herkomst. Ik was zo verrast door deze formele begroeting, compleet met tegen elkaar klakkende hakken, dat ik alleen de naam van de staat onthouden heb.
Restaurant
Zonder vertrouwen in de lokale horeca kom je hier niet ver. Of je moet zin hebben om elke dag zelfgemaakte pasta met sardientjes te eten. Eerst heb ik nog een beetje mijn twijfels bij restaurant Chez Rama… Maar de thiébou-dienne (rijst met vis) is heerlijk.
Zout
Pete – Kaolack, 75 km
Plots blijk ik al dichter bij zee te zijn dan ik had gedacht. De rivier die langs Kaolack stroomt, is geen rivier maar een zeetong. Grote lege vlaktes, waar het water tijdelijk is opgedroogd, zijn bedekt met een dikke laag zoutkristallen. In de verzengende hitte schrapen vrouwen en mannen uit de nabijgelegen dorpen heel voorzichtig het zout op hoopjes. Lees verder
Huwelijksonderhandelingen
Pete – Kaolack, 75 km
Zoals waarschijnlijk de meeste blanke toeristen sla ik op een dag heel wat huwelijksaanzoeken af. Niet alleen van mannen, maar ook van vrouwen die voorstellen me te koppelen aan hun zoon, neefje of kennis. “Ben je hier alleen? En je bent niet getrouwd? Dan ben je zeker op zoek naar een Senegalese echtgenoot!”
Culinair dieptepunt
Koumpentoum – Pete, 103 km
Het wordt donker op het erf van de familie Ba. De kinderen scharen zich rond een kampvuurtje en de pater familias rust uit op het bamboebed in het midden van het erf. Ook ik hang maar wat rond en praat met Gallo. Hij is de oudste zoon van de familie en tevens de enige die Frans spreekt. Het is te donker om te lezen of te schrijven en ik barst van de honger. Het enige waar ik aan denk is: wanneer gaan we eten?
Gespierde, halfontklede mannen
Tambacounda – Koumpentoum, 109 km
’s Avonds, in Koumpentoum, bezoek ik een traditionele worstelwedstrijd – naar het schijnt een erg populaire bezigheid in Senegal. Na betaling van zo’n tachtig cent, mag ik het plein op en wordt het samen met de rest van het dorp dringen rond een open plek waar twee jongens elkaar in een gespannen omhelzing op de grond proberen te krijgen. Enkele djembespelers begeleiden de strijd met opzwepende ritmes.
Collega
Tambacounda – Koumpentoum, 109 km
En dan kom ik eindelijk mijn eerste collega-fietser tegen: Huges, die zijn fietstocht gestart is in Zuid-Frankrijk. Enthousiast wisselen we verhalen uit over het nut van achteruitkijkspiegels en fietsstandaarden.