Op 14 februari vertelde ik op het Festival Just Another Day waarom ik zo graag ga fietsen, in Kenia bijvoorbeeld.
Tag archieven: Nairobi
Pablo
Hij was een typische zeventienjarige jongen: mager, lange ledematen, een voorzichtig zacht baardje op zijn kin. In de buurt van volwassenen was hij soms nog wat verlegen. Maar toch… hij was al bijna een man. Zo’n twee maanden geleden kwamen zijn ooms nog helemaal vanuit Londen overvliegen om hem ceremonieel zijn eerste echte tulband om te binden.
Afgelopen zaterdag had Pavraj (of Pablo) Ghataurhae zijn tulband niet om. Dat zie ik op een foto op de website van de Spaanse krant El Pais. Op de foto ligt Pablo op de grond. Zijn donkere, lange haar zit netjes in een knotje op zijn kruin, zijn armen zijn over zijn borst gevouwen. Zijn witte T-shirt is rood van het bloed. Zijn ogen zijn dicht. Hij is dood. Lees verder
Ongeluk
Op het ene moment rijd ik nog zo’n veertig kilometer per uur. Op het andere moment vlieg ik door de lucht en kom met een klap op het asfalt terecht. Eerst raakt mijn elleboog de grond, dan mijn heup en dan mijn hoofd. Even is er niets anders dan de pijn en het kraken van mijn helm. Ik schreeuw: “Aaaaah”. Zo hard en lang mogelijk. En nog eens, met alle kracht die ik heb: “Aaaah”.
Het is het enige dat ik kan doen. Ik wil niet bewegen. Alleen maar liggen en schreeuwen.
Ik lig op mijn zij op het asfalt, mijn gezicht naar de lucht. Met mijn rechterarm voel ik mijn linker elleboog. Ik voel een harde knobbel waar normaal zacht vlees zit. En daarnaast voel ik een kuiltje. Zit daar normaal gesproken een kuiltje? Ik kan het me niet voorstellen.
Iemand probeert me aan mijn linkerarm op te trekken. Ik schreeuw het uit. “Don’t touch it! Don’t touch!” Mijn arm wordt losgelaten. Even later hoor ik stemmen. “You’ll be okay. Dont worry! Don’t worry!”
Deze geruststellingen, ongetwijfeld goed bedoeld, maken me woedend. Ik lig nog steeds stil. Mijn nek durf ik niet te bewegen. Maar ik roep: “Het gaat niet goed! Mijn arm is gebroken. En het doet pijn. Heel veel pijn! En pas op met mijn hoofd!”
Iemand legt een hand onder mijn nek, verwijdert mijn helm en legt er een kussen voor in de plaats. “Rustig maar. De ambulance komt eraan.”
Later zal ik me geen beelden herinneren. Wie me probeerde op te trekken. Wie om de brancard staan. Het enige beeld dat me later voor ogen zal staan is het beeld van mijn elleboog en de knobbel en de deuk die er niet zouden moeten zitten. Lees verder
Tegenslag
En dan zit het plotseling allemaal tegen. Het is koud, het regent en ik ben moe. Nog geen twintig kilometer buiten Nairobi ga ik een hotel binnen om thee te drinken en op te warmen. Maar ook in het hotel is het koud en het duurt wel twee uur en zes kopen thee voordat ik weer een beetje ben opgewarmd. De serveerster biedt aan mijn kleren te strijken, zodat ik tenminste met een droog pak verder kan. Lees verder
Hoe te reizen
Chris, campingbaas in Nairobi, heeft ze allemaal al eens langs zien komen: de vrouw die van Egypte naar Zuid-Afrika fietste, de jongen die dezelfde tocht op skeelers deed en de man die liep, zijn bagage voortduwend in een kinderwagen. “Die laatste kon me niet veel anders vertellen dan hoeveel paar schoenen hij al had versleten”, zucht Chris.
De lange Duitser met blond haar in een staart, lijkt er wat cynisch van te zijn geworden. “‘Doe wat je leuk vindt!’, zeg ik altijd maar”, zegt hij meewarig. “Mij maakt het allemaal niet uit.” Lees verder
Wie Nairobi wil bereiken…
… drinkt halverwege de ochtend thee met melk en suiker met de truckers in Wamash Hotel….