Ik ben er inmiddels zo aan gewend om op reis met handen en voeten te communiceren, dat het even wennen is om mensen in het Nederlands aan te spreken. Ik vind het vooral leuk dat het zoveel makkelijker is om over koetjes en kalfjes kan praten.
Zo raak ik aan de praat met een man die op zondagochtend de auto´s van kerkgangers in de gaten houdt en om inbrekers op een afstand te houden. Mario -‘ze noemen me Rasta’ -vertelt dat zijn moeder in Nederland woonde, in de Bijlmer. ´Dat is Rotterdam, toch?’ – Mario is er zelf nog nooit geweest, in Nederland.
Nu is zijn moeder dood. Een paar maanden geleden stierf ze. Acht dagen later was haar lichaam terug in Suriname.
‘Het was haar tijd om te gaan’, zegt Mario. ‘Ze was achtentachtig. Haar botten konden haar ziel niet meer dragen.’ Lees verder