Maandag, Apoera – Blanche Marie
Na alle waarschuwingen en risico´s is me de jungle vandaag toch goed meegevallen. Alleen het laatste stuk was enorm zwaar – zo zwaar dat ik op stukken om de vijftig meter moest stoppen om op adem te komen en een slok water te nemen.
Waar de weg naar Kamp 52 nog breed, droog en vlak is, is de weg naar Blanche Marie smal, nat en heuvelachtig. Knalgroene kikkers schieten weg uit de plassen als je je vastrijdt in de modder. Lianen hangen over de weg en soms huppelt er een beest langs dat lijkt op een konijn, maar dan zonder de oren en met een indrukwekkend donzig achterwerk. Alles is groen en bruin. Alleen paarse libelles en van die bloemen die lijken op rode kreeftenscharen zorgen voor wat extra kleur. De weg is soms zo steil dat ik mijn fiets honderd meter moet duwen en dan nog is het oppassen om niet naar beneden te glibberen. En de geulen zijn zo diep dat ik ook tijdens de afdalingen vaak afstap. Normaal gaan hier alleen fourwheeldrives overheen.
Tante Annie en buurman Stanley hebben me uitgezwaaid, vanochtend vroeg. De zon was nog niet op of ze stonden al klaar op de veranda.
Het regenwoud was in nevel gehuld en allerlei soorten vogels en krekels maakten samen een enorm kabaal. Het verbaasde me nogal toen er plots een strook groene glasscherven over de hele breedte van de weg gestrooid waren. Waar is dat goed voor? Bij nadere inspectie bleek de strook een soort snelweg van mieren die allemaal een groot stuk blad met zich meesjouwden. Ik heb een hele poos staan kijken naar dit kunstige staaltje samenwerking, maar vervolgens ben ik toch dwars over hun snelweg heen gefietst. Ik weet niet hoeveel mieren het niet overleefd hebben.