Sinds ik de honden de botjes van de kip heb gevoerd, zijn ze mijn vrienden. Toen ik eerst aan kwam fietsen, zetten ze het met z´n vijven op een luid blaffen, maar nu liggen ze even verderop in de avondzon te slapen. Alleen het teefje met de tepels die tot op de grond hangen zit rechtop en kijkt me met een schuin hoofd smekend aan voor meer.
Het is even wennen om voor het eerst in mijn hangmat buiten te slapen, maar gelukkig is dit voor de bewoners van het slaperige dorpje Boskamp normaler dan voor mijzelf. Ze hebben regelmatig te maken met gestrande reizigers. Hangmatten mogen worden opgehangen onder een afdak dat tevens dienst doet als wachtruimte voor bootpassagiers.
Van tevoren had ik me al afgevraagd hoe ik enkele praktische bijkomstigheden van het hangmatkamperen zou gaan oplossen. Waar kleed je je om als je met je hangmat midden in een dorp hangt? Waar ga je naar de wc? Kan je je ook ergens wassen? En hoe zorg je ervoor dat tijdens het slapen niet al je spullen gejat worden?
Zoals ik al hoopte komen de oplossingen vanzelf.
Van Pinky, een Hindoestaanse jonge vrouw wier man op zee is, mag ik me wel even wassen in haar badkamer. Haar vrijwel meubelloze huis is helemaal witglanzend betegeld. Pinky´s dochter regelt een emmer water en onder toeziend oog van een nieuwsgierig driejarig buurmeisje spoel ik de zonnebrandcrème, de DEET en het stof van me af.
Als ik onder mijn afdakje de Chinese kip eet die Pinky voor me heeft gehaald, komt tante Rosie langs om een praatje te maken. Tante Rosie is mijn buurvrouw. Haar huis is bijna niet te zien door een muur van gele, roze en paarse bougainvilles die ze in grote blikken heeft geplant. ‘Ben je een stagiaire of ben je aan het wandelen?’, wil ze weten. Dat zijn de twee belangrijkste redenen waarvoor Nederlanders naar Suriname komen. Wandelen is de Surinaamse term voor reizen, ook al ben je per fiets onderweg.
‘Waarom ben je alleen aan het wandelen? Waar is je vriend? En waarom is hij je vriend en niet je man? En waarom heb je geen kinderen?’
Tante Rosie houdt er zelf niet van om alleen te zijn. Ze besluit: ‘De volgende keer als je komt, moet je samen met je vriend komen. Dat is wel zo gezellig. Dan moet je hier langs komen en samen leuke uitstapjes maken.’
Rosie zelf heeft zat kinderen: vier jongens en een meisje. De dochter en twee zoons wonen in de stad, de andere twee jongens zitten op zee. Wie het in Suriname over de stad heeft, heeft het over Paramaribo – wel zo overzichtelijk. Rosie zorgt voor haar vijfjarige kleindochter, Francis, die graag met haar step onder mijn hangmat doorcrost en liedjes zingt die ze op school heeft geleerd: ´In het warenhuis / kan je vanalles kopen’, ‘Bakove groot en klein / krom en recht / haphaphap’ en ‘De schoolpoort gaat open en dicht’.
Ze lacht haar kleine zwarte melktandjes bloot.
Een ander buurmeisje, een paar jaar ouder dan Francis en veel te dik, komt ook er ook bij hangen. Zij is wat sceptischer dan Francis. Ze wijst naar de waterzak die ik heb opgehangen. ‘Waarom drinkt u water?’, vraagt ze. Een vreemde vraag, vind ik, maar ik antwoord dat ik water drink omdat ik vaak dorst heb. Het buurmeisje fronst en zegt stellig: ‘Ik drink geen water. Ik drink soft en sap.
”Op school drinken we wel water’, zingzegt Francis. Ze kijkt me serieus knikkend met grote ogen aan. ‘Koude water. Uit de koelkast. Dat drinken we op school.’
Ik heb inmiddels het gevoel dat ik het halve dorp ken. Over diefstal maak ik me geen zorgen meer. Nu alleen nog op zoek naar een wc. Gelukkig mag ik die van tante Rosie gebruiken. Nu ze me een beetje kent, mag ik haar huis wel in: ‘Francis laat je wel zien waar je wezen moet.’ Het meisje neemt me bij de hand en leidt me naar een badkamer. ‘De deur hoeft niet dicht hoor!’, waarschuwt het meisje.’Je kan gewoon het gordijn dichtdoen. Zo.’ Ze trekt een douchegordijn dicht dat de wc van de doucheruimte scheidt.
Terwijl ik achter het gordijn zit, hoor ik Francis aan de andere kant murmelen: ‘Ik ga hier wel even’, en een paar seconde hoor ik haar in het doucheputje plassen.
‘Ben jij al klaar?’, vraagt ze na een paar seconden. ‘Ik wel hoor!’
Als ik achter het douchegordijn vandaan kom, pakt ze mijn hand weer vast en zegt: ‘Kom nu maar weer mee.’ En ze brengt me weer terug naar mijn afdak.