Ik stap door het kleine deurtje in de metalen poort van een guesthouse in Nazigo. Mijn fiets heb ik buiten laten staan en ik draag alleen een tas met paspoort, portemonnee, fietssleutel, camera, dagboek en andere handbagage. Op de binnenplaats van de guesthouse kijken de jongens bij de pooltafel en de mannen aan de tafeltjes bij de bar me aan. Afwachtend. Zonder iets te zeggen. Een mzungu, wat moet die hier?
Nazigo is een dorp. Geen toeristische attracties in de buurt. Maar omdat het aan de weg ligt die Kampala met Jinja verbindt, zijn er toch twee guesthouses. Ik heb deze ochtend nog maar tien kilometer gefietst maar ik heb nu al geen energie meer over. De dag ervoor heb ik zestig kilometer in de hitte over onverharde wegen door de bush gefietst en dat heeft erin gehakt. Elke heuvel die ik vandaag op moet is er een te veel, dus ik heb besloten dat ik beter kan stoppen voor vandaag. Ookal is het nog maar twaalf uur ’s middags.
Ik groet de jongens bij de pooltafel, vraag hoe het ermee gaat. Dat is het standaard begin van elk gesprek: Hello, how are you? – Fine! How are you? – Fine. Soms heb ik alleen nog maar hallo gezegd en antwoordt de ander al ‘fine!’
Het gesprek valt stil. Er is geen receptie en niemand dient zich aan als gastheer. Pas na een paar ongemakkelijke ogenblikken stapt een jonge vrouw stapt naar voren. Ik had haar nog niet zien zitten. Ze heeft rood nephaar in slordige vlechtjes. Kamers zat, antwoordt ze als ik vraag of er nog plek is. Zonder me verder aan te kijken, keert zich om en loopt traag, heupwiegend voor me uit.
Het guesthouse heeft veel meer kamers dan ik had gedacht. Ik tel er minstens twintig. Allemaal piepkleine kamertjes. De meesten hebben enkel een tweepersoonsbed en een klamboe. Anderen hebben ook een provisorisch toilet en wasruimte achter een scheidingsmuurtje. Waar de schoonmaaksters al zijn geweest ruikt het scherp naar chloor.
Op zich zou ik hier best kunnen blijven. De bedden zijn strak opgemaakt en door de chloorlucht krijg ik de indruk dat het aardig schoon is. Maar dan zie ik een detail dat me aan het twijfelen brengt: op de kussens van elk opgemaakt bed ligt een condoom. Niet een zeepje of een chocolaatje. Maar een condoom.
Normaal gesproken zou het me waarschijnlijk niet uitmaken. Een bed is een bed, en zolang er schone lakens op liggen, is er weinig verschil met een bed in een willekeurig ander hotel. Je zou zelfs kunnen zeggen dat dit guesthouse een modelvoorbeeld is van maatschappelijk verantwoord ondernemen: Heb je buitenechtelijke seks? Doe het dan veilig!
Maar ik ben moe en futloos en ik heb er geen zin in om mannen en vrouwen te zien komen en gaan. Ik ga ervan uit dat de condooms wijzen op prostitutie en, terecht of niet, ik associeer prostitutie toch met drankgebruik en criminaliteit. Zeker vandaag heb ik geen zin om mannen qat te zien kauwen, dronken te zien worden en zelf als een havik op mijn spullen te moeten letten.
Dus ik bedank de vrouw met het rode haar en zeg dat ik toch nog even verder kijk. Haar lijkt het niet veel te kunnen schelen. Ze slentert weer voor me uit richting de binnenplaats. Ik groet de vrouw, groet de mannen en stap weer door het deurtje in de poort. Mijn fiets staat gewoon op me te wachten. Met alle tassen erop en eraan. Ik ben opgelucht dat ik weer buiten sta, maar chagrijnig dat ik alsnog op zoek moet naar een slaapplaats.
Dat was in Papua Nieuw Guinea ook zo! Er lag op het nachtkastje een pakje b-merk condooms & insectenspray. Brrr. Later hoorde ik dat dat verplicht was. Beleid tegen HIV. Toen vond ik het wel weer symphatiek. Ofzo.
Ja, het is op zich geen slecht plan. Maar dat het nou gezellig aandoet, nou nee 🙂