“Zorg ervoor dat je altijd een beetje as bij de hand hebt”, zegt Ian door de telefoon. “Als je een gevaarlijk dier ziet – een leeuw of een andere kat – gooi dan een beetje van die as in de lucht en kijk welke kant het op waait. Als de as van jou en de leeuw weg waait is er niets aan de hand. Waait de as naar de leeuw toe, nou ja, dan ben je goed als dood.”
Ik heb Ian gebeld omdat ik twijfel of ik nou wel of niet op de fiets door het nationale park Tsavo West kan fietsen. Ian, hotelmanager, fotograaf en ontwerper, kent de nationale parken van Kenia op zijn duimpje. In bijna elk park staat wel een dure lodge die hij gebouwd heeft. Bovendien is Ian degene de me deze route twee weken geleden heeft aangeraden.
In principe ziet hij geen probleem in mijn fietsplan. “Het moet raar lopen, wil je een leeuw tegenkomen. Als je niet te vroeg vertrekt, tenminste, en ervoor zorgt dat je voor vijven het park weer uit bent. Pas wel even op als je olifanten of buffels op de weg ziet. Doe gewoon geen rare dingen, dan komt het wel goed.” En in geval van nood kan je dus altijd nog de truc met de as doen.
Het is het advies dat ik wil horen, want ik heb absoluut geen zin om de bus te pakken door het park. Tachtig kilometer over een hobbelige weg opeengepakt in een rammelende bus is niet de ideale manier om de dag te beginnen. Maar ik wil ook niet opgegeten worden door een leeuw. Of kennis maken met de slagtanden van een olifant.
Ik vind het knap lastig om een reële risico-inschatting te maken. Ik fiets al dagen door een gebied waar leeuwen, buffels en olifanten schijnen te zitten maar een nationaal park is toch anders: er is geen bewoning en de dieren hebben vrij spel. Bovendien worden de leeuwen in het park ook wel de Tsavo Man-Eaters genoemd, maar die benaming stamt nog uit de de negentiende eeuw toen een twee bijzonder bloeddorstige leeuwen achter de Indische arbeiders aangingen die een spoorlijn door het gebied aan het aanleggen waren.
Om een realistische inschatting te maken van de huidige stand van zaken, bel ik met enkele mensen met verstand van zaken: Joseph, een ranger in Tsavo West National park, Ian, de hotelbouwer, en Kakuta, Maasaikrijger en wildconservator. Allemaal zijn ze het erover eens: fietsen over die weg is goed te doen, zolang je je gezonde verstand maar gebruikt. En bovendien: de kans dat je een verkeersongeluk krijgt, is nog altijd een heel stuk groter dan dat je wordt opgegeten door een of ander wild dier.
Dus besluit ik te fietsen. Om de leeuwen de tijd te geven om een rustig plekje – hopelijk ver van de weg – op te zoeken, slaap ik uit, neem ik rustig mijn ontbijt en vertrek ik pas tegen een uur of tien vanuit Taveta in de richting van Tsavo West.
De weg is stoffig en hobbelig en het eerste uur zie ik niet een noemenswaardig beest. Het is bijna teleurstellend. Af en toe komt er een vrachtwagen of een bus langs denderen. Heel soms een toeristenbusje met open dak. Dan zie ik wel een paar gazelles. Een kudde wildebeesten. Een struisvogel.
Na een uur of drie zie ik aan de horizon iets op de weg bewegen. Het is groot en bruin.
Een stoffige olifant.
Joseph, ranger in het park, zei aan de telefoon dat je eigenlijk liever een leeuw tegenkomt dan een olifant. “Leeuwen vallen bijna nooit mensen aan. Als ze niet worden uitgedaagd tenminste. Maar als er een agressieve olifant op je pad komt, dan heb je een probleem.” Zolang de olifanten in een kudde zijn, heb je niet veel te vrezen, maar mannetjes in hun eentje willen nog wel eens aanvallen.
Gelukkig zijn aanvaringen met agressieve olifanten best goed te vermijden, legde Joseph uit. “Een olifant ziet heel slecht. Maar zo’n vijftig meter. Dus waarschijnlijk zie jij de olifant eerder dan hij jou. Zolang je niet te dicht bij komt en ervoor zorgt dat jou geur niet richting de olifant waait, is er niets aan de hand. Gewoon wachten tot hij verder loopt.”
De olifant die ik verderop zie, is niet alleen. Hij loopt in een kleine kudde. En ik heb de wind tegen, dus daar hoef ik me verder niet al te druk om te maken. Maar toch wacht ik voor de zekerheid even tot de dieren lang en breed van de weg af zijn.
Even later, als ik de plek passeer waar de olifanten de weg overstaken, zie ik hun grote pootafdrukken in het stof. Verderop bewegen vijf grijs-bruine bulten door het dorre struikgewas. Heel even stop ik om een foto te maken, maar dan fiets ik weer gauw door. Olifanten kijken doe ik een andere keer wel, vanuit een four wheel drive. Of in de dierentuin.
Wat een avontuur! En de olifant behoort niet voor niks tot de big five… maar dat was je uit de tips van de lokale bevolking al duidelijk 🙂 Veel plezier aan het einde van je reis. Tabitha
Mijn broer is in Tanzania (voor een foto) wel eens te dichtbij gekomen bij een kwaaie olifant-stier: hij moest rennen voor zijn leven en heeft in een boom moeten wachten tot de dikhuid er geen zin meer in had. Geen geintje: een olifant kan 40 km per uur halen….