Chris, campingbaas in Nairobi, heeft ze allemaal al eens langs zien komen: de vrouw die van Egypte naar Zuid-Afrika fietste, de jongen die dezelfde tocht op skeelers deed en de man die liep, zijn bagage voortduwend in een kinderwagen. “Die laatste kon me niet veel anders vertellen dan hoeveel paar schoenen hij al had versleten”, zucht Chris.
De lange Duitser met blond haar in een staart, lijkt er wat cynisch van te zijn geworden. “‘Doe wat je leuk vindt!’, zeg ik altijd maar”, zegt hij meewarig. “Mij maakt het allemaal niet uit.” Zelf heeft hij jarenlang per motor door Afrika gereisd. Hij weet wat het is om onderweg te zijn. Om avond aan avond spaghetti met sardientjes te eten. Maar die tijd ligt achter hem. Zijn camping en guesthouse zijn succesvol, vooral onder motorrijders en mensen die met hun eigen terreinwagen onderweg zijn. Hij is zelf automonteur en weet voor zo ongeveer elk voertuig waar in Nairobi reserveonderdelen te krijgen zijn.
Al is het duidelijk dat Chris mijn plan om naar Mombasa te fietsen maar onzinnig vindt (“Waarom pak je niet gewoon lekker de trein?”, zegt hij herhaaldelijk), kan hij me wel adviseren hoe de levensgevaarlijke Nairobi – Mombasasnelweg te vermijden en op een prettige manier naar Mombasa te komen. We stippelen samen een route uit: over Ngong naar Kajiado, van daar naar een dorp bij de Tanzaniaanse grens met de exotische naam Oloitokitok, dan over een zandweg langs de Kilimanjaro verder naar Taveto en vervolgens, dwars door een natuurreservaat heen, naar de stad Voi. Het is een flinke tocht door de bush, met veel onverharde wegen en weinig steden, maar het klinkt als een goed plan.
Terwijl de andere kampeerders sleutelen aan hun wagens, de olie vervangen en de koelvloeistof bijvullen, plak ik een kapotte binnenband en schrob ik mijn ketting. Van Nairobi zie ik navenant niet zoveel. Ik heb weer zin om door te fietsen. Naar Oloitokitok, naar Voi. Dus de volgende dag pak ik mijn tent in en laad ik mijn tassen op mijn fiets.
Voor ik vertrek, geeft Chris nog even een paar aanwijzingen. In één adem zegt hij: “Als je hier de poort uitrijdt, ga je links, dan meteen rechts, dan bergaf en bergop, dan weer rechts – maar daarvoor moet je eerst even links afslaan – dan twintig kilometer doorrijden en bij de T-splitsing links, daarna na tien kilometer rechts en meteen links. Dan: alsmaar rechtdoor. Op een gegeven moment zie je het hotel Whistling Thorns. Als je bent, zou ik maar even overwegen om af te stappen voor een fatsoenlijke maaltijd, want daarna zit je echt in de bush.” Het klinkt alsof hij deze routebeschrijving al duizend keer gegeven heeft.
“Goede reis”, zegt hij nog. Dan buigt hij zich weer over zijn papieren.