Ik droom dat ik wakker word. De ene keer lig ik in een kano, de andere keer in een minibusje. Soms in een hotelkamer met openstaande deur. Ik hoor stemmen, zie mensen bewegen. Ik voel mijn arm pijnlijk kloppend tegen mijn lijf, steunend in het kuiltje van mijn taille, of voorzichtig tegen mijn borst gevouwen. Ik weet niet wie de mensen zijn bij wie ik in de kano lig, of in het minibusje. Maar ik meen ze wel te kunnen vertrouwen. Toch maak ik me zorgen. Want waar is mijn fiets gebleven? En wanneer heb ik mijn tassen voor het laatst gezien? Ik heb geen idee.
Snel daarna word ik echt wakker. Ik lig in dezelfde houding als in mijn droom, maar niet in een minibusje, noch in een hotel. Mijn arm doet pijn, maar als ik al stemmen hoor, zijn het die van mijn ouders die zachtjes het ontbijt klaarmaken. Mijn fietstassen hangen op zolder aan de waslijn te drogen en mijn fiets staat in de schuur, nog ingepakt in een doos.
Ik ben weer in Nederland. Moe en een beetje gehandicapt, maar verder gezond. Het beeld van Afrika vervaagt al snel in het Nederlandse landschap. Maar ’s nachts dwaalt mijn geest nog een beetje rond, over de Nijl en de savanne. Zonder fiets, maar met een blauwe arm.
Ik hoop dat hij snel heelt, die arm. Ook in mijn dromen. Zodat ik ’s nachts nog even op de fiets kan stappen en een stukje richting Mombasa kan rijden, haren in de wind en zonnebril op tegen het stof. En overdag waag ik me dan, stapje voor stapje, weer in het gewone leven. Want het is hoog tijd om mijn vrienden te op te zoeken en te horen welke avonturen zij hebben beleefd de afgelopen maanden.
Ook als je wakker bent lijkt Afrika een mooie droom te zijn geweest. Zo ver weg alweer, alsof je het allemaal niet echt beleefd hebt.
Wat overblijft is een beetje heimwee en mooie herinneringen aan de mensen, dieren en de overweldigende natuur.
Succes weer in Nederland!